Sabri Saad El Hamus

De herkenbaarheid van de ander

‘Het gaat mij niet om die zuilen, maar om de mensen achter die dogma’s en wetten.’, zegt de van oorsprong Egyptische theatermaker Sabri Saad El Hamus over zijn serie theatervoorstellingen Pax Islamica. De serie is gebaseerd op de vijf grondbeginselen van de Islam. Hadj (bedevaart), het laatste deel, gaat deze maand in première. Pax Islamica ontstond vanuit Hamus’ eigen zoektocht naar zijn positie ten opzichte van Nederland en van de Islam. Dat leverde vijf uiteenlopende voorstellingen op in samenwerking met steeds andere theatermakers: van een poëtische en beklemmende Zekket over een zekere meneer Hamus die bevraagd wordt over wie of wat hij nu precies is tot Sawm, een hartstochtelijk pas-de-deux tussen de geliefden Sarah (Vlaams en christen) en Sabri (Egyptisch en moslim).
Al gaat Pax Islamica uit van Hamus’ persoonlijke zoektocht, toch gaat de serie niet per se over hem persoonlijk. En het is ook niet zijn bedoeling om een politiek debat te voeren op het podium. ‘Ik maak geen Islamitisch theater en ik predik ook niks. Ik wil de vragen die ik zelf heb, delen. Als theatermaker wil ik juist het politieke persoonlijk maken. Herkenbaarheid, daar gaat het me om.’ Het idee voor de reeks ontstond toen hij de voorstelling De Egyptische schaatser speelde. Doordat hij de rol van Egyptenaar met heimwee klein en persoonlijk speelde, wist hij herkenbaarheid op te roepen bij het publiek: ‘Ineens dacht het publiek: dat heb ik ook, in plaats van ‘het gaat over allochtonen.’
Ook in Hadj, gemaakt bij Hamus’ eigen DNA, speelt herkenbaarheid een grote rol. Geïnspireerd door De broers Karamazov van Dostojevski vertelt de voorstelling over een Arabische familie in de seksindustrie, die door haat en hebzucht uit elkaar valt. Hamus speelt de vader, de zonen worden gespeeld door Nederlandse acteurs en om de culturele verwarring nog groter te maken heeft de familie Russische namen. ‘Je kunt elkaar leren kennen door elkaar te spelen’, zegt Hamus, ‘De acteurs leren nu hoe het is om een zoon in een Arabische familie te zijn. En zoveel verschil blijkt er niet te zijn. Regelmatig zeggen ze: “Dat doet mijn vader ook”. Die herkenbaarheid zoek ik.’

Robbert van Heuven, 2009