“Het wordt wel heel povertjes” – Het theaterlandschap na 2013

Dit artikel verscheen eerder in Dagblad Trouw

Eindelijk is er duidelijkheid. Nadat de Raad voor Cultuur staatssecretaris Halbe Zijlstra (VVD) eind mei adviseerde over de zogeheten basisinfrastructuur en daarmee over de grote stadstheatergezelschappen, zoals het Nationale Toneel en Toneelgroep Amsterdam, maakte afgelopen woensdag het Fonds Podiumkunsten bekend welke kleinere theatergezelschappen en festivals het na 2013 zal financieren. Daardoor wordt nu echt duidelijk hoe het theaterlandschap er na 2013 uit gaat zien. Het belangrijkste gevolg lijkt een verminderde zichtbaarheid en toegankelijkheid van het kleinschalige theater waarin het Nederlandse theaterlandschap uniek is.

Het Nederlandse theaterlandschap bestaat namelijk uit twee circuits: het grotezalencircuit, waar de grote gezelschappen meer traditioneel repertoiretoneel spelen en waar opera en ballet te zien zijn en het zogenaamde vlakkevloerencircuit, waar meer experimentele gezelschappen hun voorstellingen tonen en dat veel meer divers is qua aanbod: er is vernieuwend teksttheater te zien, moderne dans, mime, objecttheater enzovoort. Omdat de Raad voor Cultuur en de staatssecretaris bij de bezuinigingen de grote instellingen in de basisinfrastructuur relatief ongemoeid lieten, vallen de klappen vooral in het kleine segment. Het Fonds Podiumkunsten ging er qua budget 40% op achteruit en hield €24,5 miljoen per jaar over voor de financiering van alle kleine gezelschappen samen. Ter vergelijking: de Nederlandse Opera krijgt in zijn eentje ongeveer datzelfde bedrag per jaar. Daar kwam nog bij dat een aantal festivals en dansgezelschappen die voorheen deel uitmaakten van de basisinfrastructuur daar door de staatssecretaris werden uitgegooid en dus ook aangewezen werden op het Fonds. Met nog meer druk op het al beperkte Fondsbudget als gevolg.

Toch zijn het vooral de diversiteit en de hoge kwaliteit van het kleine circuit die het Nederlandse landschap bijzonder maken. Hoewel Zijlstra graag verwijst naar het Amerika, waar nauwelijks subsidies zijn, kijkt het buitenland nu juist vol jaloezie naar wat er in Nederland voor relatief weinig geld wordt gemaakt. Juist daarom heeft het Fonds in zijn keuzes geprobeerd die diversiteit zoveel mogelijk te behouden. Maar het verflaagje wordt, zegt het Fonds, nu wel erg dun. 30% van het aanbod van Fonds verdwijnt, op de rest wordt flink gekort.

Het beleid staat bovendien haaks op waar Zijlstra zegt voor te staan, vindt Jeffrey Meulman. Meulman is directeur van het Nederlands Theater Festival waar jaarlijks de beste tien voorstellingen van het afgelopen seizoen te zien zijn. Hij heeft in die hoedanigheid een goed overzicht over het theaterlandschap. Zijlstra vindt dat kunstinstellingen zelf meer geld uit de markt moeten halen en minder afhankelijk moeten worden van staatssteun. ‘Maar’, zegt Meulman, ‘de last komt onevenredig terecht bij instellingen die dat het minst goed kunnen dragen. Als je een grote instelling 30% kort, kan die dat beter opvangen dan een kleine instelling. Voor die eerste is het ook makkelijker om geld uit de markt te halen, al is het verhaal dat daar heel veel geld te halen is, een fabeltje. Zeker midden in een crisis.’

Meulman maakt zich vooral zorgen over verschraling en de gevolgen daarvan op langer termijn. De afname van het kleine aanbod in combinatie met het feit dat veel gemeenteraden besluiten minder geld uit te trekken voor hun kleine theaters, betekent dat vooral het theaterpubliek buiten de Randstad aangewezen zal zijn op minder avontuurlijk aanbod: cabaret, traditioneel teksttheater van de grote gezelschappen en de musical. Voor een andere smaak moet je naar de grote stad. Meulman: ‘Zo wordt het in de regio wel heel erg povertjes. De keuzevrijheid verdwijnt voor het publiek, omdat er een drempel wordt opgeworpen om van avontuurlijker aanbod te genieten. Terwijl je juist door middel van het toegankelijk maken van kunst kunt investeren in een slimmere, creatieve samenleving. Publiek is echt wel ontvankelijk voor kunst, voor vernieuwend theater. Maar dan moet het dat natuurlijk wel tegenkomen.’

Minder negatief over de toekomst is Frank Noorland, programmeur van het Amsterdamse vlakkevloertheater Bellevue. Hij vindt dat het Fonds verstandige keuzes heeft gemaakt door zoveel mogelijk disciplines in stand te houden. Noorland: ‘Daarbij is verstandig gekozen voor relatief jonge groepen met een nieuwe energie, zoals Wunderbaum en De Warme Winkel, al gaat dat ten koste van oudgedienden als De Appel.’ De grootste aderlating vindt hij het verdwijnen van theatergroep Carver. Die groep kon zo een paar weken lang zijn grootste zaal vullen. Met dat geld kon hij weer andere, minder bekende groepen, financieren. Het aantal gezelschappen dat Noorland kan programmeren wordt kleiner, zegt hij. Om dat op te vangen gaat hij dat kleinere aantal langere periodes in zijn theater laten spelen. ‘Daar zijn we nu met die groepen over aan het praten. Ik ben er van overtuigd dat er voor die langere speelbeurten genoeg publiek is. Het Amsterdamse publiek is avontuurlijk.’ En hij ziet ook dat kleinere gezelschappen met bekende acteurs of met bekende stukken publiek proberen te trekken. ‘De voorstelling ‘Meepesaant’ van mugmetdegoudentand en Marc-Marie Huijbregts is in heel het land uitverkocht. Er is dus gewoon publiek.’

Zowel Noorland als Meulman zijn vooral geschrokken van de klappen die er bij de festivals vallen. Een belangrijk festival als Boulevard in Den Bosch krijgt geen landelijke subsidie meer. Meulman: ‘Juist festivals zijn mooie plekken om de drempel voor het publiek te verlagen. Mensen moeten naar het toneel gaan weer als een feest ervaren en festivals helpen daarbij.’ ‘Festivals zijn bij uitstek de plekken waar publiek en makers elkaar makkelijk kunnen leren kennen’, denkt Noorland. Bovendien staat ook het verdwijnen van de festivals weer haaks op het VVD-beleid, merkt Meulman fijntjes op, want die zijn juist enorm ondernemend en trekken veel publiek: ‘Een festival als Oerol ontvangt 3 ton subsidie, maar levert de staatskas alleen al 3 miljoen aan btw op.’

Voor Meulman is het noodzakelijk dat de ergste schade na de verkiezingen wordt hersteld. ‘Voor tien miljoen euro kun je al heel wat heropbouwen.’ Ook het Fonds lijkt op een nieuwe wind te hopen. Veel gezelschappen kregen een positief subsidieadvies, maar bij gebrek aan fondsbudget (nog) geen geld. GroenLinks en de PvdA – volop in campagnemodus – kopten die voorzet snel in en riepen al op om voor die positief geadviseerde gezelschappen ook geld vrij te maken. Of dat gaat lukken zien we na 12 september.


Posted

in

by

Comments

Leave a Reply

Your email address will not be published. Required fields are marked *

This site uses Akismet to reduce spam. Learn how your comment data is processed.