Landschap in de hoofdrol – Verslag Oerol

Een duinpan is geen schouwburg. Anders dan in een stille, donkere theaterzaal bemoeit de natuur zich graag met de voorstelling tijdens het spelen op locatie. Er vliegen vogels over, er schiet een haas over de speelplek en het indrukwekkende landschap is soms interessanter dan de tekst van een acteur. Maar goed gebruikt kan de natuur ook mooie betekenislagen toevoegen aan een voorstelling. En soms ontstaan die nieuwe betekenissen puur toevallig.

Dat spanningsveld tussen de weerspannige en verdiepende werking van de omgeving, maakt locatietheater zo’n interessante theatervorm. Festival Oerol op Terschelling is al sinds 35 jaar de thuishaven voor bijzonder buitentheater. ‘Sense of place’ is het treffende thema van Oerol dit jaar. Want voor het maken van locatietheater is inderdaad een groot bewustzijn van de theatermaker nodig voor de plek waar hij of zij speelt. Maar meer dan dat geeft de plek een eigen gevoel mee aan de voorstelling en de voorstelling een nieuwe gevoel mee aan de plek.

Een kleine reis van duinlandschap tot bos en van mini-woestijn tot paintballveld. En langs de voorstellingen die zich daar afspelen.

Collectief Walden – Windstilleven

Zonder horloge staat in het duinenlandschap van de oostpunt van Terschelling de tijd bijna stil. Alleen de wind, het ruisen van het helmgras en de zee en de voorbij drijvende wolken geven een zeker ritme aan. Het is de perfecte achtergrond voor ‘Windstilleven’ van Collectief Walden. Met de teksten van filosoof Henri Bergson en romanschrijver Marcel Proust als gids leidt de interdisciplinaire groep het publiek – nadat het de horloges en telefoons heeft ingeleverd – door het zich in eeuwen traag ontwikkelde landschap. Door middel van tekst, kleine vernuftige ingrepen in het landschap en een over de duinen golvende wandeling langs je eigen levenslijn zet het collectief aan tot het denken over hoe tijd ingrijpt in het leven. Over hoe je via het zicht tijd anders ervaart dan via het gehoor, bijvoorbeeld. Of over dat de manier waarop je tijd ervaart afhankelijk is van waar je je in je leven bevindt. Juist door de afwisseling van tekst met meer zintuigelijke ervaringen in het duin krijgen beiden meer diepte. Het resultaat is een dromerig en poëtisch-theatraal essay over tijd op een van de allermooiste plekjes van Terschelling.

BOG – OER

Er scharrelen wat kippen over het lieflijke grasveld. Aan de horizon en aan de linkerkant wordt het veld afgebakend door duinen. Aan de rechterkant door bos. Over die duinenrij laat acteurscollectief BOG flinke gedachtentsunami’s slaan. In drie monologen proberen drie personages hun gedachten te ordenen, maar dat laten die vrij zwevende gedachten niet zomaar toe. Bovendien springt de alomtegenwoordige natuur ook steeds hun gedachten binnen. Zo stroomt de ene poëtische, bijzondere, bizarre, surreële, sentimentele en ironische gedachte na de andere van het duin. Soms is de taal pure klankpoëzie – mede dankzij muzikant Lucas Kramer – dan weer meer concreet. Maar het is de natuur waarin al die gedachten vervliegen die de voorstelling compleet maakt. Benjamin Moen begint als eerste van de drie nauwelijks zichtbaar achter op het duin en daarom moeten zijn associatieve en fantasierijke gedachten worstelen om aandacht met de omgeving, waardoor ze, hoe interessant ook, nietig en breekbaar worden. Judith de Joode en Lisa Verbelen spuwen hun gedachten al weer meer dichterbij. Door dat spel met veraf en dichtbij, met natuur en cultuur, doet ‘OER’ een interessante poging om uit te vinden hoe krachtig onze fantasie en onze ideeën nog zijn als je ze loslaat in de vrije natuur.

Moeremans&Sons / NNT – Ik zie spoken

Het bos speelt niet voor niets een donkere rol in sprookjes. Dat is waar het kwaad huist, een duistere plek zonder moraal. In het geval van ‘Ik zie spoken’ van acteursgroep Moeremans&Sons speelt het prachtig uitgelichte bos dan ook net zo goed de hoofdrol als de personages uit de Ibsen-klassieker ‘Spoken’. Die proberen zich in een open plek in dat woud te verhouden tot het 21e-eeuwse publiek dat zich tegenover hen bevindt. Waar zij hebben om te gaan met een collectieve burgerlijke moraal die hen door de 19e-eeuwse toneelschrijver is opgelegd, zouden zij liever hun eigen gang gaan zoals die 21e-eeuwers: hun gevoel en hun innerlijk vuur achterna.

Juist dat diepe, donkere woud waartegen die worsteling zich afspeelt en waarin de personages ronddwalen als ze niet op scène staan, geeft een mooie dreigende ondertoon aan de thematiek aan het grimmige sprookje dat de voorstelling is. De moraal is als een klein beschaafd eiland in een vijandige omgeving. Net als het vrij gekapte speelvlakje de ruimte biedt voor een kleine overzichtelijke voorstelling van een veel complexere buitenwereld. Maar je kan het bos – en het leven – ook anders zien, toont Oswald, een van de personages, uiteindelijk. Je kant het ook zien als een plek van vrijheid, in plaats van als een plek vol gevaar. En zo stapt hij uiteindelijk, anders dan Ibsen heeft bedoeld, door het feeëriek verlichte bos zijn vrijheid tegemoet.

George Tobal en Eran Ben-Michaël – George en Eran lossen wereldvrede op, deel III

De vlaggen zijn gejat. Het mini-woestijntje inclusief mini-olijfboompje waar theaterduo George en Eran hun bedoeïenententje heeft opgeslagen, wordt omzoomd door vlaggen van landen waar oorlogen woeden. Maar ’s nachts zijn daarvan een aantal meegenomen en nu tikken de touwtjes taakloos tegen de vlaggenmasten. Slikken en het onrecht omarmen, is de tip die de twee jongens elkaar geven tijdens hun voorstelling. Daarin gaan de twee – van Joodse en Syrische afkomst – voor de derde keer op zoek naar manieren om wereldvrede te bereiken. Maar de twee eerdere mislukte pogingen hebben vooral Eran een beetje depressief gestemd. Een vredige wereld begint bij jezelf, maar het blijkt al een vrij onoverkomelijke drempel om jezelf tot betere daden aan te zetten. In mooie monologen en snedige crosstalks komen de twee erachter dat het misschien beter is om falen en onrecht te incasseren en te omarmen en desondanks door te gaan om de wereld in kleine stapjes een beetje beter te maken. Deel III is misschien niet het scherpste deel van de trilogie. Maar de sympathieke manier waarop de acteurs het publiek meenemen op hun genuanceerde zoektocht naar het onmogelijke blijft uiteindelijk boeiend genoeg. Vlaggen of geen vlaggen.

 Toneelgroep Oostpool / Frascati-producties – De Illias

Paintballen is toch vooral een hobby voor mannen die graag oorlogje willen spelen. Op Terschelling bevindt zich voor dat soort types een prachtige buitenpaintballbaan op een schitterende vlakte in een heuvelachtig bos. Een zanderige weg buigt verdwijnt links in het bos. De jonge theatermakers Kasper Tarenskeen en Jan Hulst bouwden de plek om tot een realistisch legerkamp dat in een Hollywood-film niet zou misstaan. Er loopt een muur door het landschap en een poort sluit het kamp van de weg af. Er staat een tank op wacht en een uitkijktoren kijkt uit op Troje waarvan de buitenwijken net onzichtbaar achter de bocht beginnen. In het kamp wachten de Grieken op de grote aanval op Troje die maar niet komt door administratieve problemen bij de legerleiding en een nukkige Achilles. Met een groot aantal explosies, scheurende voortuigen, coole legeruitrustingen en hoop bravoure lijken de mannelijke acteurs er vooral veel lol in te hebben om soldaatje te spelen. Dat levert zeker een aantal spectaculaire scènes op, zoals een pizzabezorger die door een mortieraanval van de zandweg geblazen wordt. Er wordt in de slimme teksten vol anachronismen en neologismen wel diepgang gezocht, bijvoorbeeld door juist vraagtekens te zetten bij de manier waarop populaire cultuur oorlog neerzet als iets cools. Maar de voorliefde van de makers voor snedige oneliners en stoere effecten is net te groot om die vraagtekens echt scherp te krijgen. Dat is niet per se erg. Mede door het explosief machismo is ‘De Illias’ een ideale festivalvoorstelling.

 Het Houten Huis / PeerGrouP – Kiemkracht

Vanaf een grote groene heuvel kijken de ijsberen op de bezoekers neer. Zij bewaken de bunker op de top waar een groot aantal plantenzaadjes wordt bewaard voor na de Apocalyps en die het decor vormt van de jeugdvoorstelling ‘Kiemkracht’. Eenmaal naar de top geklommen en door de norse beren de bunker binnen gelaten ziet de toeschouwer behalve het decor alleen nog maar de lucht. Daardoor lijkt het inderdaad of die bezoeker zich op het allerhoogste puntje op de wereldbol bevindt.

De bunker wordt beheerd door de eenzame bewaker Oele. Daar draait hij aan knopjes en vult hij samen met de pratende zaadjes kruiswoordpuzzels in. Toch zouden de zaadjes liever ontkiemen dan puzzels maken. Wanneer echter de zeespiegel stijgt valt een hyperactieve groep supermarkmedewerkers binnen om Oeles zaadjes te stelen. Regisseur Gienke Deuten heeft een fijne, humoristische beeldende stijl die misschien soms een beetje braaf is, maar wel geestig en onderhoudend theater oplevert over een actueel onderwerp. Bovendien is het conflict tussen de spaarzame bewaker en de van kiemkracht stuiterende zaadjes leuk gevonden. En juist omdat we ons op die heuvel alleen op de wereld wanen, is de dreiging van het stijgende water behoorlijk invoelbaar. Zeker als de supermarktmedewerkers boven de muur van de bunker in een rubberbootje voorbij komen dobberen.

foto: ‘OER’, Leo van Velzen

Comments

Leave a Reply

Your email address will not be published. Required fields are marked *

This site uses Akismet to reduce spam. Learn how your comment data is processed.