Recensie Wiek / Janken en Schieten

De kracht van echte mensen

Een van de danseressen heeft een kras op haar wang. En hele grote blauwe ogen. Ze zoekt contact met het publiek. Maar nog voor ze oogcontact heeft kunnen maken, wordt ze verder gedreven door een grote witte wiek die langzaam in de rondte draait. Enigszins verbaasd laat ze zich voortdrijven om even verderop weer contact te zoeken. Maar daar komt die wiek weer.
De voorstelling WIEK van Boukje Schweigman en Theun Mosk ging enkele weken geleden op Oerol in première maar is nu te zien op Festival Over ’t IJ als een van de grote publiekstrekkers. Vormgever Mosk ontwierp voor de voorstelling een arena, bedekt met zand, waar het publiek omheen zit. In de arena ligt een grote molen met drie wieken die langzaam draaien. Tussen die wieken bewegen zich drie danseressen die zich een houding proberen te vinden tot die gestaag ronddraaiende obstakels die hun bewegingen bepalen. Eerst gaat dat langzaam en dansant. Maar daarna steeds sneller. Gevaarlijker ook. Want de danseressen raken steeds vermoeider en een ongeluk zit dan in een klein hoekje. En die wieken gaan echt niet stoppen.
Vooral het tweede deel van WIEK is een intense ervaring. Het onschuldige, soms iets te keurige choreografietje (als het belletje in de muziek klinkt maken we een hupsje) heeft plaats gemaakt voor een voor het publiek invoelbaar gevecht van de danseressen tegen de kracht die ze niet kunnen controleren. De noodzaak van hun bewegingen komt nu voort uit henzelf, uit lijfsbehoud of vechtlust en niet vanuit een uitgedachte choreografie. Steeds zoeken de vrouwen naar andere manieren om de wiek te trotseren, uit angst en noodzaak, of vanuit een baldadig plezier. Met een uitdagende kreet laten ze zich net voor de wiek op de grond vallen. De spannende beleving die dit alles oplevert wordt versterkt door het slimme geluidsontwerp dat een deel van soundtrack uit de wieken laat komen, waar door je als publiek soms onwillekeurig en bijna gehypnotiseerd de beweging volgt van die voortjagende objecten.
Net als eerder in bijvoorbeeld HOEK weet Boukje Schweigman ruimte en beweging invoelbaar te maken op een soms bijna emotionele manier. En dat is knap. Daarin toont zich misschien ook de kracht van theater in het algemeen. Het kan het grote en ongrijpbare, misschien ook het onbegrijpelijke invoelbaar maken door in het hier en nu echte mensen te laten zien die zich tot die krachten proberen te verhouden. Die echte mensen, daar voor onze neus, roepen empathie bij ons op. We proberen te voelen wat zij voelen. En vrezen daarom voor hun leven als een danseres niet op tijd weg lijkt te kunnen duiken.
Diezelfde kracht van theater toont zich ook in een ander hoogtepunt van het festival: Janken en Schieten van Ilay den Boer. Al laat die voorstelling zich verder moeilijk vergelijken met WIEK. Waar het Schweigman en Mosk om de ervaring van ruimte en beweging gaat, is het bij Den Boer het politieke dat hij naar een menselijk niveau wil terugbrengen, meer specifiek het Palestijns-Israëlisch conflict. In zijn vorige zeer persoonlijke voorstelling Eet Smakelijk zocht hij als Nederlandse Israëliër een manier om om te gaan met zijn identiteit, omdat die identiteit ook gerelateerd is aan moord en doodslag in het land dat hij zijn thuis noemt. Hij speelde die voorstelling dicht op het publiek om hen zo persoonlijk mogelijk bij zijn zoektocht te betrekken. Zo depolitiseerde hij een conflict waarover iedereen een mening heeft op een persoonlijke en genuanceerde manier.
Ook in Janken en Schieten zit het publiek weer dicht op Den Boer. Ditmaal in een oude schoolbus. Voor eventjes zijn wij de Joodse medeghettobewoners van Den Boers oma die tijdens de Tweede Wereldoorlog in een oude bus uit Litouwen weten te ontsnappen. Opnieuw met zichtbaar plezier en ditmaal geholpen door actrice Femke Belmer vertelt Den Boer het verhaal van de vlucht van zijn oma van Litouwen naar Israël. Maar wat begint als spannend avonturenverhaal, krijgt een wat grimmigere toon als Den Boer vanuit het verhaal van zijn oma doorschiet in een radicaal soort Israëlisch nationalisme. Van het soort: wij hebben geleden en hebben dus een eigen land verdiend, koste wat kost. Op zulke momenten krijgt Den Boer tegengas van vriendin Femke, die in die zin ons, de Nederlanders die daar van de zijlijn naar kijken, representeert. Ze spreekt hem tegen, weigert de Palestijnse doden te ontkennen, zoals Den Boer haar vraagt te doen. Ze wijst hem fijntjes op de hekel die Den Boer zelf heeft aan Joden die de Holocaust misbruiken om het zionisme te verdedigen.
Wat Den Boer lukte in Eet Smakelijk, lukt hem met Janken en Schieten weer. Opnieuw weet hij van het Palestijns-Israëlisch conflict een menselijk verhaal te maken dat persoonlijker en genuanceerder is dan de meningenmachine op tv en in de krant. Door ons emotioneel bij de vlucht van oma te betrekken, gaan we relatief ver met zijn nationalisme mee. Maar door tegelijkertijd het verhaal van de vrienden Ilay en Femke te vertellen wiens vriendschap door Den Boers radicalisering onder druk komt te staan, voegt hij daar een emotionele tegenkleur aan toe. Als hij aan het slot van de voorstelling buiten woedend met stenen aan het gooien is, weten we niet meer of hij Ilay is die boos is om de verbroken vrienschap of een Palestijntje dat zijn oma met stenen bekogeld. Het is die transparantie, die ambiguïteit die van Janken en Schieten opnieuw een waardevolle en ook noodzakelijke voorstelling maakt.

Robbert van Heuven, 2009