Recensie Jetlag

Gelaagd mozaïek bruist te weinig

12 maart 2007

De kroeg is een dankbaar onderwerp voor theatermakers. Er komen allerlei soorten mensen, met allerlei soorten problemen. En er vloeit veel drank. Verschillende theatermakers zetten daarom dit seizoen een bar op het toneel, waaronder Mugmetdegoudentand in MugInn en nu ook d’Electrique (voorheen Alex D’Electrique) in Jetlag.
Op de plek van de ‘biergarten’ was vroeger een bos, vertelt een konijn weemoedig. Maar langzaamaan is dat bos gekapt, zodat meer mensen van de natuur konden genieten. Zodat er uiteindelijk slechts een louche dranklokaal overbleef. Wij, het publiek, zijn daar te gast, samen met een groep mensen die in het stadse leven de weg zijn kwijt geraakt. Zoals Henny (Frank Lammers) die zijn jetlag probeert te verzuipen, of de vrouw die, op kosten van omroep Veronica , haar geslachtdeel naar haar rug heeft laten transplanteren (Harriët Stroet). En dan is er nog de man die zich in het bos wilde verhangen, maar er tot zijn verdriet geen boom meer vindt (Ward Weemhoff). En dus wanhopig probeert niets meer te denken, omdat de laatste gedachte in zijn afscheidsbrief anders zijn laatste gedachte niet meer is.
Door al deze (en nog meer) personages op te voeren schetst schrijver/regisseur Ko van den Bosch een gelaagd mozaïek van verhalen, waarin de grote gemene deler is dat alle personages vervreemd zijn van zichzelf en van anderen, omdat het stadse (samen)leven te veel vraagt van de moderne mens. Maar er is ook geen plek meer om tot jezelf en tot rust te komen. Zoals een bos. En dan komt de kroeg daar misschien nog wel het dichtste bij.
Hoewel de teksten van Ko van den Bosch weer een schat aan pareltjes bevatten en er verschillende acteurs, zoals Lammers en Stroet, heel goed staan te spelen, is Jetlag niet Van den Bosch zijn beste werk. Regelmatig zakt het tempo van de voorstelling in of raakt de draad kwijt. Omdat het publiek aan kroegtafels zit die door de ruimte verspreid zijn en de personages daar tussendoor lopen, is niet altijd te volgen wat de verschillende personages doen of zeggen. Ook heeft Van den Bosch een heel contingent mimers laten aanrukken waarvan de functie, om het zacht te zeggen, nogal vaag is. Ze leiden vooral af.
Dat tekort aan scherpte zit niet alleen in de mise-en-scène, maar toch ook in de tekst. Hoewel die, zoals gezegd, bij vlagen ouderwets briljant is, krijgt Van den Bosch zijn onderwerp nooit helemaal scherp in beeld. Daardoor blijft het allemaal nogal onsamenhangend. Natuurlijk is dat voor een deel zijn handelsmerk, maar voorstellingen als Painicilline en Blokhut voelden toch meer als een geheel.
Eerder zette Van den Bosch ook al een kroeg op het toneel. In de Paradevoorstelling Knuckles vlogen meubilair en bezoekers eensgezind door de ruimte in een eeuwigdurende barfight. Jetlag graaft een stuk dieper dan Knuckles, maar mist het bruisende van die voorstelling. Er gebeurt nauwelijks iets verrassends en er wordt niets gesloopt (toch ook een handelsmerk van Van den Bosch). De mogelijkheden waren eindeloos geweest, want d’Electrique mocht de hele grote zaal van Frascati naar eigen inzicht gebruiken.
Na de première mocht Van den Bosch een exemplaar van zijn verzameld werk Komt op. Rook wat. Gaat af. in ontvangst nemen. Hopelijk betekent dat boek ook, dat er over 10 jaar weer zo´n bundel uit te geven valt. Als Van den Bosch het voor elkaar krijgt om na wat twee mindere voorstellingen (ook Gurumatic viel tegen) zijn eigen teksten op het toneel weer aan het swingen te krijgen, dan moet die tien jaar niet zo´n probleem zijn.

Jetlag van d’Electrique
Regie en tekst: Ko van den Bosch
Spel: Frank Lammers, Horace Cohen, Harriët Stroet e.a.
Gezien: 9 maart 2007, Frascati, Amsterdam

Robbert van Heuven, 2007