Recensie Hiob

Een mistroostig mooie verschijning

Uiteindelijk sluit de arme jood Mendel Singer dan toch vrede met de wereld. Begroet hij de wereld als ware deze nieuw. Omdat hij heeft ingezien dat die wereld toch vooral om liefde draait. Maar daaraan is nogal wat lijden vooraf gegaan. Hiob, gespeeld door de Münchner Kammerspiele in de regie van Johan Simons, is gebaseerd op het gelijknamige boek van Joseph Roth. Boek en voorstelling vertellen het verhaal van de onderwijzer Singer die zijn leventje in een klein Russisch dorpje zo vroom mogelijk wil leven. Zijn geloof voorkomt echter niet dat zijn ene zoon gehandicapt geboren wordt, zijn vrouw ontevreden is, zijn andere zonen soldaat moeten worden en zijn dochter foezelt met een half garnizoen. Als een van zijn zoons deserteert naar Amerika om daar een nieuw bestaan op te bouwen, krijgt Mendel de kans om te emigreren. Hij neemt die kans uit wanhoop waar, al moet hij zijn gehandicapte jongste achter laten. Om vervolgens in Amerika zijn zoons alsnog te zien sneuvelen, zijn vrouw van ellende te zien sterven en zijn dochter krankzinnig te zien worden. Het knakt Mendel zijn geloof. Tot hij uiteindelijk, in een bijna sprookjesachtige samenloop van omstandigheden, verenigd wordt met zijn achtergelaten zoon. Hiob is vooral ook het verhaal van een kleine mens die probeert zijn plaats in de grotere wereld te begrijpen. In Rusland wil Mendel een beter leven, maar in Amerika heeft hij heimwee naar huis.
Het is vooral die kleine worstelende mens die ondanks alles in een beter leven probeert te geloven waar het Simons in Hiob om gaat, zoals dat ook het geval was in bijvoorbeeld zijn Leenane Trilogie en zijn Tien Geboden. Mendels kleine strijd speelt zich in dit geval af voor een draaimolen, afgehangen met bonte gordijntjes, en met de woorden ‘leven’, ‘dood’ en ‘liefde’ met circusletters op de bovenrand. De mallemolen van het leven, zogezegd, waar Mendel mistroostig op de rand van zit en waarvan de achterkant op elk ogenblik voor hem verborgen blijft.
Hoewel de thematiek Simons ligt, is het niet zijn beste voorstelling. Dat komt vooral doordat de voorstelling (en het boek) nauwelijks kunnen bogen op een logische psychologische ontwikkeling van de personages. Met als gevolg dat de voorstelling vooral Roth’s verhaal navertelt zonder daar een echt nieuwe verwerking aan te geven. Veelal dienen vlakke dialoogjes vooral om het verhaal op gang te houden.
Maar als er dan wat te spelen valt, dan zijn de Duitse acteurs ook weergaloos en brengen ze, geholpen door Simons’ simpele, maar doeltreffende regie, Hiob ineens op een hoger niveau. André Jung is onbetwist een groots acteur, wanneer hij zijn Mendel het geloof laat afzweren alsof er een enorme last van zijn schouders valt, wanneer hij niet meer uit zijn woorden komt als hij als simpele jood het rijke leven van Amerika moet beschrijven, wanneer de liefde voor zijn kinderen en tegelijkertijd zijn wanhoop uit zijn ietwat sullige aanwezigheid druipt. Wanneer hij, aan het slot, van een afstandje kijkt naar de wild draaiende molen die zijn leven was. En besluit dat het toch liefde en niet lijden was waarom dat leven draaide. Achter die mooi gespeelde scènes kruipt de spookachtige, spannende muziek met weerhaakjes van Paul Koek, die daarmee een vorm geeft aan de mengeling van lijden, heimwee en hoop die door het hoofd van Mendel Singer spookt. En die je, naast de mistroostig mooie verschijning van André Jungs Mendel nog wel even bijblijft.

Robbert van Heuven, 2009