Recensie Britannicus

De valkuilen van de grote zaal

26 november 2007

Jong talent voor de grote zaal en toekomstige artistieke leiders voor de grote zaal. Dat moet het TA-2 project van Toneelgroep Amsterdam opleveren. En dat alles in lijn met Ivo van Hove’s Staat van theater die hij zo’n anderhalf jaar geleden uitsprak. Daarin pleitte hij onder andere voor een betere aansluiting tussen grote en kleine zaal, opleidingsplekken voor jonge makers bij gezelschappen en een prominente rol van de grote theatergezelschappen in het theaterlandschap.
Aan de jonge regisseur Thibaud Delpeut (29) de eer om de aftrap te doen van TA-2 met zijn enscenering van Racine’s Britannicus. Het is nog te vroeg om het TA-2 project af te rekenen aan de hand van één voorstelling, maar verhelderend is Britannicus wel als het gaat om jonge makers, grote zalen en de valkuilen die daar bij komen kijken.
Macht is onmacht, is de ondertitel die Delpeut zijn voorstelling heeft meegegeven. Bovendien suggereert het decor een groot archief waar persoonlijke bezittingen van de slachtoffers van diverse genocides en burgeroorlogen worden opgeslagen. Dat de regisseur het op een actuele manier over grote onderwerpen wil hebben, is op het eerste gezicht dus wel duidelijk. Maar zo’n ondertitel en een dergelijk decor zijn natuurlijk niet genoeg om een voorstelling relevant te maken. Daarvoor is meer nodig. Dat meer komt er in Britannicus niet. Het lijkt wel of Delpeut tussen het café waar hij de diepgaande en uitputtende gesprekken met zijn dramaturg voerde en de repetitieruimte het een en ander is kwijtgeraakt. Want wat van al die grote gedachten is overgebleven is een brave, vrij saaie enscenering van een klassieke tekst, waarbij de machtmachinaties onvoldoende duidelijk worden om relevant te zijn voor deze tijd.
Dat heeft voor een groot deel ook met de speelstijl van de acteurs te maken. Hun emoties zijn te oppervlakkig en te een op een om de personages interessant te maken. Nero (Eelco Smits), de dictator over wiens opkomst Racine’s tekst gaat, is op zijn best een eng en verwend kereltje, maar totaal ongevaarlijk. Zijn tegenstrever en halfbroer Britannicus (Alwin Pulinckx) is vooral een verliefde en smachtende huilebalk. Alleen Marieke Heebink weet als moeder Agrippina iets meer te maken van haar rol, maar gooit daarbij in haar spel zo alle remmen los, dat de voorstelling af en toe beter Agrippina had moeten heten.
Behalve het feit dat Delpeut zijn acteurs te weinig in handen heeft gegeven om hun personages op een spannendere en relevantere manier vorm te geven, mist ook een spannende en meerlagige enscenering. Delpeut laat zijn acteurs vooral veel zitten en babbelen. Een enkele keer laat hij iets spannends gebeuren, zoals wanneer een ontvoerde deerne met een vertrokken gelaat een eindeloze geluidloze schreeuw laat zien. Maar die vondsten zijn zo schaars dat ze nauwelijks meerwaarde hebben en ook niet kloppen met het verder realistische spel. Het mooiste beeld toont zich pas op het einde. Als Britannicus dreigt te sterven, wordt hij uitgekleed en worden zijn kleren vast bijgezet in het archief van slachtoffers. Zo heeft moordenaar Nero, als was hij Maria in een Pieta, een dode, naakte en onschuldige jongeman in zijn armen en is zijn eerste daad als dictator in het archief vastgelegd. Als Delpeut meer van dergelijke, veelzeggende en spannende beelden had weten te creëren, dan had de voorstelling al een stuk meer relevantie gehad.
Een grote groep ervaren acteurs, een heel groot thema en een moeilijk klassieke tekst zijn stuk voor stuk potentiële valkuilen voor de jonge, onervaren maker, die zich zeker in de grote zaal nog extra laten gelden. Het lijkt goed voor Delpeuts ontwikkeling en voor het TA2- project dat hij ze met Britannicus allemaal van dichtbij heeft leren kennen. Dat levert dus niet echt een goede voorstelling op. Maar hopelijk uiteindelijk wel een betere theatermaker.

Britannicus van TA-2 en Toneelschuur Producties
Regie: Thibaud Delpeut
Met: Marieke Heebink, Eelco Smits, Alwin Pulinckx, Barry Atsma e.a.
Gezien: 18 november 2007, Toneelschuur, Haarlem

Robbert van Heuven, 2007