Recensie Babel

Het archetype van een zwaaiende kikker

15 juni 2007

Beelden, beelden, beelden. We worden er elke dag mee platgebombardeerd via televisie en internet. Het zijn er zoveel dat we immuun zijn geworden voor de verschrikkingen die we dagelijks in beeldvorm over ons heen krijgen. Met als gevolg dat we ons er nauwelijks meer van bewust lijken te zijn van waar we nou eigenlijk naar kijken. Als het er maar leuk uit ziet…
De drie teksten van Nobelprijswinnares Elfriede Jellinek die het uitgangspunt vormden voor de voorstelling Babel van het Oostenrijkse Wiener Burgtheater, gaan over de relaties tussen beeldcultuur, politiek, geweld en religie. Met een overdonderende stroom theatrale beelden weet regisseur Nicolas Stemann die relaties en hun consequenties vervolgens toe te passen op de beeldtaal van het theater en brengt ze zo op een indrukwekkende wijze over het voetlicht.
Door (bijna) archetypische beelden te gebruiken en daarmee de toeschouwer op het verkeerde been te zetten, laat Stemann zien hoe cultureel bepaald zulke beelden zijn. Een moeder prijst haar zoon die de martelaarsdood gaat sterven. Ze bevindt zich echter niet in een Palestijns vluchtelingenkamp, maar in een keurige Oostenrijkse huiskamer met een openhaard en een christelijk kruis aan de muur. Osama zingt een mierzoete popsong over het paradijs in een MTVclip, inclusief een dansje met WTC-torens. Nogal knullig vergeleken bij de keiharde clips van gangstarappers als 50 cent. Een Japanse zelfmoordterroriste met haperende bomgordel wil harakiri plegen om zoveel mogelijk Arabieren om te leggen.
Zo wordt er met de betekenissen van beelden geschoven en worden betekeniselementen van verschillende archetypes over elkaar heen gelegd (Jezus als dikke Amerikaan met moslimhoofddoek getooide Maria, die weer de Oostenrijkse moeder blijkt te zijn). En dan hebben we het nog niet over mannen die vrouwen spelen, een levensgrote, vrolijk zwaaiende kikker, een gekruisigde Bush, een poëtische ode aan het kannibalisme, een Apollo die een hekel heeft aan Jellinek en drie naakte mannen die graag door het publiek gefotografeerd willen worden.
Door hem beeld na verwarrend beeld voor te schotelen, gunt Stemann zijn publiek visueel en cognitief geen enkel moment rust. Een televisie kun je uitzetten en een foto kun je wegklikken of wegleggen. Maar in het theater ben je overgeleverd aan wat er op het toneel gebeurd. Kijken zul je. Ook als het pijn aan je ogen doet. En ook als het er niet meer leuk uitziet.

Robbert van Heuven, 2007