Marwan Kensari en Sophie van Winden

Marwan Kensari en Sophie van Winden over liefde en talent: ‘Laat een ding duidelijk zijn: ik ben er retetrots op’

‘Wat talent eigenlijk is? Dat is meteen een lekkere binnenkomer…’ Lachend draait Sophie van Winden zich naar haar collega Marwan Kenzari. Samen proberen ze op een antwoord te komen. Van Winden: ‘Talent heeft met willen en kunnen te maken. En met passie. Met de mogelijkheid om die passie vorm te geven. Die mogelijkheid wordt vooral gevormd door heel hard werken en geloven in je kunnen. Of is dit vaag?’ Kenzari: ‘Ik ben het wel met Sophie eens. Verder heeft talent ook te maken met dromen. Dat streven naar is ook een onderdeel van talent.’ Van Winden: ‘In ieder geval zit het ergens diep van binnen.’
Talent is inderdaad een glibberig en ongrijpbaar woord, maar dat met Van Winden en Kenzari twee talentvolle acteurs aan tafel zitten lijdt geen twijfel. Kenzari zit nog op de Toneelacademie in Maastricht, maar heeft al wel een aanstelling bij Toneelgroep Amsterdam op zak. Als stagiair speelde hij meteen al grote rollen. Eerst die van Achilles in Iphigeneia in Aulis bij Toneelgroep Amsterdam (waarom hij door verschillende recesenten werd geprezen). En nu als Romeo in de regie van Johan Doesburg. Sophie van Winden rondde in 2005 dezelfde Toneelacademie af en won meteen daarna een Gouden Kalf voor haar rol van Isabelle in Leef!, de laatste film van Willem van de Sande Bakhuijzen en Maria Goos.
Hoe is dat, om meteen vanuit school veel succes te hebben? Kenzari: ‘Ik vind succes een gevaarlijk woord. In mijn geval heeft het ook te maken heeft met op het goede moment op de goede plek zijn. Maar dus ook met heel graag willen. Ik wilde al bij de Toneelgroep Amsterdam, nog voor dat ik op de Toneelacademie zat. Dat dat gelukt is, is natuurlijk fantastisch. Maar die groep moet maar net op het goede moment het ensemble willen uitbreiden.’ Toch koos de groep voor Kenzari en niet voor iemand anders. ‘Laat een ding duidelijk zijn: ik ben er rete-trots op.’
Van Winden: ‘Dat Gouden Kalf vond ik heel leuk. Het is fijn als je werk meteen al gewaardeerd wordt. Toch had ik niet het gevoel dat ik daarna mezelf extra moest gaan waarmaken. Al besef ik dat op dit ogenblik ook een luxe-positie heb, met een vaste aanstelling bij Het Nationaal Toneel en nog mooie rollen te spelen. Dat geeft wel veel rust. Ik hoef mezelf dus ook niet steeds opnieuw te bewijzen.’ Kenzari: ‘Al kan die druk om jezelf waar te maken, die angst, je ook sterker, scherper maken. Het is daarom een angst waar ik erg van hou.’ Van Winden: ‘Dat vind ik mooi gezegd. Angst is niet alleen iets waar je bang voor bent, maar ook iets wat noodzakelijk is. Het voorkomt dat je als acteur op je lauweren gaat rusten.’
Kenzari en Van Winden kozen om uiteenlopende redenen voor een carrière als acteur. Van Winden speelde van kinds af aan toneel en wilde vooral heel graag naar de toneelschool. ‘Ik had niet echt een beeld van wat het was om actrice te zijn. De toneelschool leek me een geweldige plek, omdat je er de hele dag mocht toneelspelen.’ Kenzari kreeg van zijn vader, die een groot fan is van acteurs als Humphrey Bogard en Alain Delon, de liefde voor acteren mee en kwam, via een omweg op de Toneelacademie terecht.
En nu zijn ze ‘echt’ acteur. Van Winden begint te stralen op de vraag hoe dat bevalt: ‘Ik merk dat dit leven heel goed bij me past. Ik denk wel eens: zou het niet beter zijn om meer regelmatigheid te hebben. Maar dat wil ik helemaal niet. Met een groep iets maken –of dat nu een film is of een voorstelling - is gewoon heel gaaf.’
Die voorstelling is in dit geval dus Romeo en Julia, het overbekende stuk over prille, noodlottige liefde van William Shakespeare. Beide acteurs zijn vooral onder de indruk van het virtuoze taalgebruik van de schrijver. Kenzari merkte de kracht ervan toen hij met collega Jochum ten Haaf zijn teksten repeteerde in de trein. Ze probeerden de teksten te laten klinken als een gewoon gesprek tussen twee jongens in de coupé. ‘Die tekst is ook een gewoon gesprekje. Maar met zulk een waanzinnig taalgebruik…Binnen een paar minuten zat de hele coupé te luisteren.’
Het is een druk Romeo en Julia-seizoen, want vier andere producties van het stuk (al dan niet bewerkt), gingen de Haagse versie voor. Kenzari: ‘Het lijkt wel alsof er soms jaren zijn waarop iedereen besluit hetzelfde te spelen. Vorig jaar had je dat met King Lear, dit jaar met Romeo en Julia.’ Van Winden: ‘Misschien heeft het met de tijdsgeest te maken. Misschien willen mensen het weer over de liefde hebben. In ieder geval wil Johan Doesburg het daar over hebben. Hij vindt het belangrijk het publiek in ieder geval een avond pure, zuivere liefde te laten zien. Het lijkt wel alsof je het niet meer kunt hebben over de ‘ware liefde’ zonder dat iemand daar weer een relativerende of cynische opmerking over maakt. Romeo en Julia zijn juist bijna fundamentalistisch in hun liefde.’
Een vraag die tijdens de repetities werd opgeworpen, was of je liever dertig zou worden, nadat je kennis hebt genomen van de ware liefde, of tachtig zonder die liefde te hebben gekend. Allebei kozen de acteurs voor de dertig en de liefde. Kenzari: ‘Toch vind ik het heftig wat Romeo en Julia doen. Liever dood als je de ware liefde niet kunt krijgen…’ Van Winden: ‘Het voor die liefde willen gaan, die een kans willen geven, er heel erg in geloven, daarvoor een grote wilskracht hebben, dat vind ik heel mooi.’ Opvallend genoeg lijkt die omschrijving op die Van Winden en Kenzari eerder gaven van talent. Van Winden: ‘Ja, hè? Maar talent en liefde voor iets liggen volgens mij ook heel dicht bij elkaar.’

Robbert van Heuven, 2009