Maarten van Roozendaal

Foto: Sanne Peper

S T O R M G E K 

Zingende Hond

5 maart 2007

De kettingrokende chansonier Maarten van Roozendaal als hond in een jeugdvoorstelling? Dat klinkt als de paus op de wallen.

De jeugdtheatervoorstelling Stormgek van Huis aan de Amstel gaat over het meisje Brit, van wie de ouders ‘voorlopig’ uit elkaar zijn. De ene week komt haar moeder bij haar langs, de andere week haar vader. Brit ziet het allemaal wat wanhopig aan, gesteund door haar grote vriend, hond BoeDa, die zingt en piano speelt. BoeDa wordt gespeeld door zanger/muzikant/cabaretier Maarten van Roozendaal, die in de voorstelling debuteert als acteur. Van Roozendaal is niet echt iemand die bekend staat om zijn rooskleurige levensvisie. ‘En dit is een vrolijke voorstelling, wil je zeggen?’, reageert Van Roozendaal. En hij heeft een punt, want het onderwerp echtscheiding wordt in de voorstelling op een zeer volwassen manier behandeld. ‘Hoewel, het is een treurig verhaal, maar echt een treurige voorstelling is het niet geworden. Daar ben ik wel blij om.’
Van te voren wist Van Roozendaal niet of hij dit project wel wilde doen. Hij ging dan ook ‘uit beleefdheid’ naar zijn afspraak met regisseuse Liesbeth Coltof om haar zijn deelname ten stelligste af te raden. ‘Maar ze had me na vijf minuten omgeluld. Daarna snapte ik waarom ze mij als die hond wilde hebben. En het hielp dat ik geen hondenpak aanhoefde en niet op handen en voeten hoefde te lopen.’
De liedjes die van Van Roozendaal speelt, hebben in de toneelvoorstelling een andere functie dan dat ze in eigen voorstelling zouden hebben. Ze zijn niet het middelpunt, maar bedoeld om emotie op te roepen of om de relatie tussen BoeDa en Brit aan te geven. ‘Ook moest ik in de beeldtaal van de toneelschrijvers Pauline Mol en Paul Pourveur blijven. Dat levert soms teksten op die ik zelf niet zo zou schrijven. Behalve het lied “Brave Meisjes”. Dat heeft het harde en het cynische, waarmee ik graag schrijf.’
Toch is BoeDa geen cynische hond. Hoe omschrijft Van Roozendaal hem dan? ‘Het is een soort rare Ierse Setter, denk ik. In ieder geval ben ik degene die Brit laat zien dat haar omstandigheden misschien vervelend zijn, maar dat ze daar toch doorheen zal moeten. Ik weet inmiddels wel hoe ik dat moet spelen. Maar ik moet nog wel leren durven.’
‘Aan het toneelspelen begin ik te wennen. Ik vind het zelfs verfrissend. Het is een andere manier van theatermaken dan ik zelf doe. Als ik zelf een voorstelling maak, dan weet ik vanaf het begin precies waar de voorstelling over gaat. Nu moesten we daar tijdens de repetities achterkomen. De werktijden waren daardoor wel een stuk langer. Ik heb voor het eerst van mijn leven een 5-daagse werkweek meegemaakt. Dat is eigenlijk wel erg, hè?’ Een ander verschil is dat hij nu ineens op het podium staat naast vijf andere acteurs, terwijl hij in zijn eigen programma´s zelf het middelpunt is. ‘Hier stel ik me juist heel bescheiden op, omdat ik bang ben dat ik de andere acteurs in de weg ga zitten. Of dat ik ze van het toneel blaas. Want vergis je niet, als ik voluit ga... In de repetities heeft Liesbeth me heel veel vrijheid gegeven. Ze heeft erop vertrouwd dat ik mijn weg wel zou vinden. Ik probeer bij het spelen dicht bij mezelf te blijven. Anders wordt het toneeltje spelen. En dat is afschuwelijk: een muzikant die toneel wil spelen.’

Robbert van Heuven, 2007