Laura van Dolron

Over idealisme en konijnen uit de hoge hoed

Achter een kopje koffie is ze net zo gedreven als in haar voorstellingen. Gepassioneerd vertelt theatermaakster Laura van Dolron (1976) over konijnen uit hoeden, politieke retoriek en de schoonheid van de twijfel. In januari staat ze met twee voorstellingen in Amsterdam. Ik ben Rachel Corrie die ze maakte voor het NNT staat in Bellevue en Laatste Nachtmerrie, gemaakt binnen het Frascati Productiehuis, staat in de Brakke Grond.
Van Dolrons werk is vooral uitdagend voor de geest. Meer dan zijzelf en eventueel wat medespelers is er vaak niet te zien op het podium. Dat is dan ook de reden waarom ze haar voorstellingen stand-up philosophy noemt. Het gaat haar dan ook om de inhoud. Eigenlijk probeert Van Dolron in al haar voorstellingen op een komische en licht ironische manier te onderzoeken hoe het komt dat zijzelf bepaalde dingen denkt en vindt. En waarom anderen dingen denken en vinden. Er schuilt voor haar een zekere schoonheid in twijfelende mensen. ‘Ik vind het bij talkshows op televisie dan ook zo jammer dat het allemaal van te voren is bedacht. Hoe vaak zie je iemand terugkomen op zijn eigen mening? Dat gebeurt eigenlijk nooit.’
De schoonheid van de twijfel komt ook terug in Ik ben Rachel Corrie. De voorstelling gaat over een Amerikaans meisje dat als idealiste naar de Gazastrook vertrekt om daar Palestijnen te helpen. Van Dolron wil van de voorstelling dan ook geen politiek pamflet maken. ‘Ik vind haar juist interessant, omdat ze zo menselijk is en zo twijfelt. Ze heeft absoluut niet het gevoel dat ze iets goeds aan het doen is. Ze voelt zich vooral schuldig, omdat zij wel elk moment weg kan uit Gaza. Ik heb me vooral heel erg verbonden met dat meisje en haar idealisme. Ze had ook naar Rwanda kunnen gaan of welk land ook waar er onrecht is.’
In Laatste Nachtmerrie probeert Van Dolron er op lichtvoetige wijze achter te komen hoe politici leugens de wereld in helpen om de werkelijkheid naar hun hand te zetten. Ze wil de constructie laten zien achter hun retoriek. Theater is daar bij uitstek het medium voor. ‘Zeker in het theater kun je open kaart spelen. Kun je laten zien hoe die trucs werken. Stel je laat het klepje zien, waarmee je straks een konijn uit een hoed gaat toveren. Als je dan toch het konijn uit die hoed tovert en mensen geloven daar alsnog in, dan is dat pas echt magie.’
Dat onderzoek naar waarom mensen dingen vinden, vindt Van Dolron ook terug bij haar grote voorbeeld, de Amerikaanse stand-up comedian Bill Hicks. Er is ook wel een zekere verwantschap tussen diens werk en de voorstellingen van Van Dolron. ‘In zijn grappen valt Hicks altijd iets aan. Maar je kunt in zijn grappen ook altijd opmaken waar hij dan wel in gelooft. Hij breekt iets af, maar probeert tegelijkertijd ook met een oplossing te komen. En hij wilde eigenlijk hele eenvoudige dingen zeggen. Maar je hebt een hoop toeren nodig om iets eenvoudigs oprecht over het voetlicht te brengen. “Ik hou van je” kun je niet meteen de eerste date zeggen. Ik ben ook niet op zoek naar nieuwe statements. Maar ik wil wel graag oprecht de dingen laten zien waar ik zelf mee zit. En ik hoop dat mensen er dan zelf ook nog even over doordenken.’

Robbert van Heuven, 2007