Jakop Ahlbom

'Mime zou meer publiek kunnen trekken'

Jakop Ahlbom (Zweden, 1971), is een van de makers van een nieuwe generatie die een vierjarige subsidie krijgt bij het NFPK. Voor hem is het een erkenning van jaren lang keihard werken. Aan zijn eigen bijzondere oeuvre binnen het bewegingstheater en aan de voorstellingen van anderen, want er moest ook brood op de plank komen. ‘Ik geef in ieder geval niet snel op. Toch denk ik soms: zou ik misschien nog harder moeten werken? En dan zeggen de mensen om me heen: “Volgens mij werk jij al hard genoeg.”’

Dat harde werk betaalde zich de afgelopen tien jaar uit in een interessant oeuvre, dat zich uitstrekte van het dansante, liefdevolle ‘huwelijksdrama’ Stella Maris, zijn debuutvoorstelling, tot het bizarre en spectaculaire goochelsprookje Vielfalt. Van de jongere groep mimemakers onderscheiden Ahlbom’s voorstellingen zich vaak door een heldere verhaallijn. ‘Ik probeer beweging te integreren binnen een vertellende vorm. Anderen werken vanuit een thematiek van waaruit ze scènes ontwikkelen die ze associatief monteren. Ik ben op zoek naar een lange lijn die de toeschouwer meeneemt en naar het einde leidt. Ik schrijf voor de repetities die lijn al uit. Hoe streng ik aan die lijn vasthoudt, hangt af van hoe goed het materiaal is dat we vervolgens tijdens de repetities maken.’
Blijkbaar is dat een succesvolle formule. Vielfalt trok, ook in de reprise, overal volle zalen. En de voorstelling werd geselecteerd voor het Theaterfestival 2007. ‘Dan doe je misschien toch iets goed. Het publiek dat ik met Vielfalt trok wil ik proberen vast te houden. Tijdens dat Theaterfestival zaten er veel mensen in de zaal die anders niet naar mij zouden komen. En het zou natuurlijk leuk zijn als die mensen dan vervolgens ook eens naar Lotte van den Berg of naar Bambie zouden gaan. Ik denk dat mime uiteindelijk meer publiek zou kunnen trekken dan het nu doet. Het is niet zo dat ik van te voren bedacht had om met Vielfalt een megasuccesvolle komedie voor een groot publiek te maken. Blijkbaar lukt het me om zonder afbreuk te doen aan mijn artisticiteit een link te leggen naar een breed publiek. Wat ik zelf leuk vind om te maken, heeft blijkbaar een bredere potentie. Maar uiteindelijk is het toch je belangrijkste doel als maker om je eigen belevingswereld aan je publiek te tonen en zo dat publiek misschien een beetje te verrijken. Ik pas mijn werkwijze niet aan om een gegarandeerde hit te scoren. Ik zoek mijn eigen uitdagingen en ik hoop dat het publiek daar in meegaat. Het zou nu bijvoorbeeld heel verleidelijk zijn om op dezelfde voet verder te gaan als bij Vielfalt. Maar dat zou tegelijkertijd de saaiste mogelijkheid zijn die er is. Dan ben ik alleen maar diezelfde koe nog eens aan het uitmelken. Dan doe ik liever totaal iets anders. Dat is spannender, ik daag mezelf uit. Dat is ook beter voor mijn ontwikkeling.’
Het feit dat Ahlbom nu niet meer van adhocsubsidie naar adhocsubsidie hoeft te werken, helpt ook mee voor die ontwikkeling. Hij kan nu meer de rust nemen om zijn ideeën te laten rijpen en daar materiaal voor te verzamelen. ‘Ik kan nu rustig aan mijn ideeën bouwen. Dat kan ik me nu veroorloven. Ik hoef niet ook nog naar werk te zoeken om inkomen te krijgen. Tijdens die tien jaar dat ik nu werk zijn er bovendien een heleboel ideeën ontstaan die op de plank zijn blijven liggen. Nu heb ik de mogelijkheid om ook die ideeën wel uit te kunnen voeren.’ Bovendien denkt hij dat het feit dat niet elke voorstelling per se hoeft te slagen hem rust zal geven. ‘Natuurlijk, elke voorstelling die je maakt, moet fantastisch zijn. Maar uiteindelijk doe je wat je kan. Als nu een voorstelling minder lukt, weet ik toch zeker dat ik nog een volgende kan maken. Bij adhoc-subsidies kan het zomaar zijn dat je geen geld meer krijgt, omdat ze je vorige voorstelling niet zo goed vonden. Er hangt zoveel van zo’n voorstelling af. Nu kan ik ook mijn eigen grenzen verkennen. Dingen doen die ik eigenlijk niet durf, omdat ze zouden kunnen mislukken.’
Een van die nieuwe uitdagingen is het werken met een toneeltekst. In eerste instantie wilde Ahlbom een hoorspel maken. ‘Maar hoe dat je dat zonder geluid en zonder tekst? Ik wilde bovendien een familiegeschiedenis vertellen, maar hoe mime je dat?’ En dus kwam Marijke Schermer in beeld die voor Ahlbom’s nieuwe voorstelling De Architect de tekst schreef. De voorstelling is ook de eerste voorstelling waarin hij als regisseur aan de kant blijft zitten en niet meer meespeelt. ‘Bij Vielfalt merkte ik hoe weinig overzicht ik had, omdat ik zowel speelde als regisseerde. Dat was heel vermoeiend. Gelukkig had ik Jeroen van der Berg om de voorstelling af te regisseren.’ Maar maakt hij het zichzelf niet heel erg moeilijk door als mimemaker meteen een tekstvoorstelling te regisseren? ‘Misschien wel. Het werkt anders met een schrijver, omdat die ook haar eigen ideeën meebrengt. Maar je hebt wel een duidelijk startpunt van waaruit je werkt. Ik wil die tekst wel mijn eigen handtekening meegeven. Daarom zoek ik nu vooral naar beelden die op de tekst aansluiten.’
Nog even terug naar het subsidiestelsel, waar zoveel om te doen was. Wat vindt Ahlbom van het gesteggel om de subsidies? ‘Iedereen klaagt wel, maar volgens mij is nergens een plek op de wereld te vinden waar zich aan theatermakers zoveel mogelijkheden aanbieden. Natuurlijk moet je goed kijken wie wat beoordeelt en op welke criteria. Daarom is het misschien ook wel goed om te klagen. Daar wordt het systeem uiteindelijk beter van. Als niemand klaagt, blijft alles bij het oude. Het probleem is dat er meer aanbod aan makers is dan er middelen zijn. Als je in dat geval alleen die mensen zou ondersteunen, die zoveel hebben betekend voor het theater, dan zijn erg geen doorstroommogelijkheden voor jonge makers. Dan stagneert het systeem. Er moet roulatie zijn. Natuurlijk is dat pijnlijk voor sommige mensen. Het is net als het uitmaken van een relatie. Hoe je het ook uitmaakt, het is altijd pijnlijk. Maar hoe zachter je de breuk probeert te maken, hoe pijnlijker het wordt.’

Robbert van Heuven, 2008