Hans van Leeuwen (SP)

Hans van Leeuwen (SP): ‘Een samenleving zonder kunst is een woestijn’

In Pdf [47 KB]

Hij heeft zijn schildersatelier nog altijd. Toch is Hans van Leeuwen, kunstschilder en cultuurwoordvoerder van de SP, er door de drukte al een tijd niet meer geweest. Toen hij gemeenteraadslid van Leischendam-Voorburg was, heeft hij wel eens overwogen zijn atelier op te doeken. ‘Steeds zat ik te twijfelen: zal ik nog een beleidsstuk lezen of toch maar wat schilderen. Daar werd ik een beetje moe van. Maar toen ik de beslissing nam mijn atelier weg te doen kreeg ik overal bobbeltjes. Toen heb ik het toch maar aangehouden. Het is gewoon een prettig idee dat het er is.’
Van Leeuwen lijkt niet het type dat zich tijden lang in een atelier kan opsluiten. ‘Ik heb me inderdaad ook altijd met de maatschappelijke kant van kunst beziggehouden. Met de vraag hoe kunst functioneert in de samenleving. Zo heb ik ook bij een artotheek gewerkt. Ik vond dat een mooi gegeven: het verspreiden van kunst in de samenleving.’ Verder zat hij in verschillende commissies, waaronder een die kunstwerken moest uitzoeken om in bepaalde wijken te plaatsen. Daarbij werd altijd de plaatselijke bevolking betrokken. ‘Het eerste wat we deden, was een advertentie plaatsen in een lokaal krantje om de buurt uit te nodigen mee te denken. Er zijn altijd mensen die dat leuk vinden. Of er zijn er die denken: “O ja, joh? Komt hier kunst? Dan ga ik dus even uitmaken wat voor kunst dan.” We gingen in gesprek met de mensen in de wijk en volgden een heel traject met ze. De kunstenaar kwam een praatje houden, we gingen op atelierbezoek.’ Hij merkte dat op die manier een beeld ging leven voor de mensen in een wijk. ‘Mensen vertelden hun buren waar ze mee bezig waren. En bij de onthulling gebeurde van alles. Kwam de wethouder het lint doorknippen. Ook bleek dat mensen bijna altijd voor een heel eigentijds ontwerp kozen. Het is een misverstand dat als “het volk” mag uitmaken wat iets wordt, het altijd een figuratiefje moet zijn. Het heeft er alles mee te maken hoe je de mensen erbij betrekt.’

Tegengas

Kunst is volgens Van Leeuwen niet iets instrumenteels. ‘Kunst heeft vooral haar eigen artistieke waarde. Dan komt er heel lang niets. En dan pas komt het feit dat je kunst eventueel kunt gebruiken om dingen te bewerkstelligen, zoals integratie.’ Toch heeft kunst een belangrijke maatschappelijke functie. ‘Stel je eens een samenleving voor waar geen kunst en cultuur is. Zonder verhalen, zonder schilderijen, zonder film. Dat is onvoorstelbaar. Een samenleving bestaat voor een groot deel bij de gratie van het feit dat wij als mensen betekenis geven aan dingen. Kunst en cultuur zijn de dragers van die betekenis. Een samenleving zonder kunst is een woestijn. Kunst geeft diepte aan de samenleving. Daarmee kom je meteen op het politieke verhaal. Als wij dat vinden, dan moeten we als overheid ook aandacht hebben voor kunst. Dan moet je kunst en cultuur stimuleren. Het advies van de Raad voor Cultuur spreekt van cultureel burgerschap. Ik geloof wel in dat idee. In een samenleving waarin alles in klinkende munt wordt uitgedrukt, waar overal een rationele verklaring voor wordt gegeven, denk ik dat er ook tegengas moet worden gegeven. Dat is, denk ik, de grootste waarde van kunst in de samenleving.’

Van Leeuwen vindt dat kunst een tegenwicht kan bieden aan het vraaggerichte denken van de markt, waarin risicovolle dingen dreigen te verdwijnen. ‘De televisie was het aangewezen medium om ons andere dingen te laten zien. Om als vergezicht te dienen. Maar als je ziet tot wat het verworden is. Tot een soort platte pretindustrie waar je niet goed van wordt. Daar zit vooral de markt achter. Dingen die moeilijker zijn, die tijd nodig hebben om bekend of geaccepteerd te worden, verdwijnen. Ik vind het een taak van de overheid om daarin tegenwicht te bieden. In de kunst staat immers per definitie het aanbod voorop en niet de vraag. Makers maken hun werk en daar zoeken ze publiek bij. Daarom mag publieksbereik geen doorslaggevende voorwaarde zijn voor subsidie. Als die zaal vol zit is het natuurlijk mooi, maar het mag geen criterium zijn.’
In de wijken heeft Van Leeuwen gezien dat ook mensen die het liefst naar SBS kijken, te interesseren zijn voor moderne kunst. Maar daarin moeten ze worden begeleid. Hij is ervan overtuigd dat een mens nooit te oud is om kunst te kunnen waarderen. ‘Het is belangrijk dat je met kunst in aanraking komt, dat je weet dat het er is en dat je misschien getriggerd wordt. Als je nooit kunsteducatie hebt gehad, wil dat niet zeggen dat je tot een cultureel verloren generatie behoort.’

Verloren knoop

Een van de manieren waarop de SP kunst een belangrijker plaats in de samenleving wil geven is door één procent van de rijksuitgaven aan kunst en cultuur te besteden. ‘Maar dan zal toch eerst dit kabinet moeten vallen. Het regeerakkoord is helemaal afgetimmerd, dus het zit er niet in. Dat is eigenlijk onvoorstelbaar. De PvdA is al tien jaar voor die één procent. Daarom had ik gedacht dat er wel een Kamermeerderheid zou komen, samen met D66, GroenLinks en de Partij voor de Dieren. PvdA-onderhandelaar en fractievoorzitter Jacques Tichelaar zei na de formatieonderhandelingen: “Het is geven en nemen. We moeten onze knopen tellen.” Die één procent is typisch zo’n verloren knoop.’

Niet alleen komt dat procent er niet, er komt ook nog eens een profijtbeginsel aan. ‘Dat is natuurlijk absurd. In het regeerakkoord wordt enerzijds gezegd dat voor kunst en cultuur een breder publiek moet worden geïnteresseerd, maar komen ze anderzijds met zo’n voorstel. Het getuigt bovendien van weinig realiteitszin. De sector is al sinds jaar en dag bezig met prijsdifferentiatie. Ik heb dat meegemaakt bij de artotheek. We hadden daar ook enige bezuinigingsronden gehad. Toen hebben we gekeken of we het tarief konden verhogen, maar daar bleek wel een bepaalde rek in te zitten. Op een gegeven moment haken mensen af. Per saldo blijven de inkomsten dus gelijk: de tarieven zijn hoger, maar worden door minder mensen opgebracht. Terwijl zo’n artotheek nu juist laagdrempelig is bedoeld. Met D66 heb ik al bij de regeringsverklaring een motie ingediend om dat profijtbeginsel van tafel te krijgen. Die is toen niet aangenomen, omdat onder andere de VVD tegenstemde. Gelukkig is die inmiddels wakker geworden. Ik vond de bijdrage van Atzo Nicolaï aan het afgelopen cultuurdebat goed: het feit dat kunst er is, dat is al profijt. Klaar.’

Het debat waarop Van Leeuwen doelt, is het debat waarin de wetswijziging werd besproken die een nieuw cultuurstelsel mogelijk maakt. Nicolien van Vroonhoven (CDA) kwam tijdens dat debat met de metafoor van het huis: de wet als casco voor een nieuw cultuurstelsel. Tijdens het debat merkte Van Leeuwen op dat hij vond dat de bouwtekening rammelde. ‘Als je een nieuw huis wilt, moet je eerst heel goed kijken wat je er eigenlijk allemaal in kwijt wilt. Maar dat nadenken over de inhoud, dat doen we pas na de wetswijziging. Dan gaan we bijvoorbeeld pas praten over de adviezen van de Raad voor Cultuur voor het nieuwe stelsel. Dat vind ik verkeerd om. Ik snap wel dat je eerst een huis moet hebben, voordat je dat gaat inrichten. Maar je moet wel van te voren bedenken welke functies dat huis moet hebben. Wat willen we nou als overheid? Hoe gaan we dat dan inrichten? Wat wordt de positie van de fondsen? Pas als we dat weten, kunnen we restruimtes creëren waarin van alles kan gebeuren. Met flexibele muren ertussen. Ik ben bang dat we, met het gebouw dat we nu hebben afgetimmerd, al weer heel snel aan verbouwing toe zijn.’

Kijkt Van Leeuwen heel anders naar die discussie, omdat hij ook kunstenaar is? ‘Ik denk niet dat kunstenaarschap en de politiek zeer gescheiden werelden zijn. Ze hebben immers een gezamenlijke voedingsbodem. Zowel de kunstenaar als de politicus levert een kritische bijdrage aan de samenleving, omdat hij denkt dat het anders of beter kan. Dat is voor mij de motivatie om met kunst en met politiek bezig te zijn. Zo kan ik mijn bijdrage leveren om het allemaal beter, spannender en interessanter te laten zijn. Maar aan schilderen kom ik zoals gezegd niet zoveel meer toe. Al geeft het idee dat mijn atelier er nog is me een soort vrije ruimte in mijn hoofd. Restruimte. Dat is toch ook een functie van kunst. Een plek open houden in je hoofd, of in de samenleving, waar zomaar dingen kunnen en mogen gebeuren.’

Robbert van Heuven, 2007