Erik Vos

‘De Nederlandse Comedie droeg de verrotting diep in zich’

‘Je weet nooit hoe het theater zich verder had ontwikkeld als de Aktie Tomaat er niet was geweest. Je kunt nooit bewijzen dat iets een direct gevolg is van Tomaat,’ zegt regisseur Erik Vos. Daarom vindt hij het een moeilijk te beantwoorden vraag wat de Aktie uiteindelijk heeft opgeleverd. Toch denkt hij dat de gebeurtenissen de komst van experimentele groepen als het Werktheater, Baal en De Appel hebben bespoedigd. ‘Misschien zou zonder die bewegingen het werk van mensen als Van Hove en Simons helemaal niet mogelijk zijn geweest.’
Zelf hield Vos zich enigszins afzijdig van de gebeurtenissen. Al voor Aktie Tomaat was hij door de Nederlandse Comedie benoemd, zegt hij nu, waartoe het gezelschap zich al voor de actie gedwongen zag om enige vernieuwing in het gezelschap te brengen. ‘Adviseurs hadden erop gewezen dat het dringend nodig was dat de Nederlandse Comedie werd geïnjecteerd met nieuwe ideeën. Dus ben ik uit Amerika gekomen om daar te gaan werken.’ Maar Vos’ vernieuwende ideeën liepen al gauw vast op de logheid van, in zijn woorden, ‘het gezelschap dat de verrotting diep in zich droeg’. Zo moest actrice Ank van der Moer er niet aan denken te improviseren; acteurs wilden niet meedoen in massascènes en weigerden in zand te spelen - en dat alles met steun van directeur Guus Oster. ‘Voor de Spaansche Brabander wilde ik juist improviseren met de actrices die hoertjes moesten spelen, om los te komen van het karikaturale beeld van de clichéhoer.’
Toen duidelijk werd dat zijn geplande King Lear met Han Bentz van den Berg in Carré niet zou doorgaan, gaf Vos het op en vertrok bij de Nederlandse Comedie, nog voor Tomaat losbarstte. Daarin werd hij heimelijk gesteund door Bentz van den Berg, die eveneens in de artistieke leiding zat. ‘In een gesprek dat we op een nacht voerden, zei hij dat hij graag had meegedaan met een vernieuwende beweging als hij jonger was geweest. Maar hij voelde zich te oud. Dat gesprek moest natuurlijk geheim blijven. Het was dan ook een tijd van weinig openheid. Het is me niet gelukt het gezelschap van binnenuit te vernieuwen. Misschien moest de vernieuwing noodgedwongen van buiten komen. Ik heb Aktie Tomaat een warm hart toegedragen, al voelde ik me als oud-representant van dat gezelschap niet geroepen er daadwerkelijk aan mee te doen.’
In een groot interview met J.P. Bresser in de Volkskrant (8 november 1969) nam Vos stelling tegen het burgerlijke en niet-geëngageerde theater. Aangezien hij ook de Nederlandse Comedie de rug had toegekeerd, plaatste dat Vos voor sommigen in het kamp van de Tomaten. Zo siste actrice Mimi Boesnach hem ‘verrader’ toe toen ze hem met zijn vrouw Inez van Dullemen in het publiek zag zitten bij de uit de hand gelopen Toller-voorstelling. Die première herinnert Vos zich als een intrigerende gebeurtenis. ‘Toen de eerste rookbom afging, zei ik nog tegen Inez: ze kunnen het dus wel, levendig theater maken.’
Ten onrechte verdacht het gezelschap Vos van het verspreiden van valse kaartjes voor de nieuwjaarsvoorstelling die later zou worden afgelast.
Achteraf plaatst Vos Aktie Tomaat, net als Paul Binnerts, binnen de context van de tijd. ‘Er heerste een algeheel gevoel van vrijheid om te doen wat je zelf wilde, van het schoppen tegen autoriteiten. En er moest over van alles en nog wat worden gediscussieerd. En daar leek het toneel bijzonder geschikt voor. Net als Het Maagdenhuis moest ook het theater worden bezet.’
Een deel van de actievoerders wist niet eens waar de discussie over ging. Zo wilden radencommunisten tijdens de voorstelling Toller met hoofdrolspeler Bentz Van den Berg in gesprek over de motieven van de radencommunist Toller. ‘Een misverstand natuurlijk, omdat je dan de acteur met zijn rol verwart. Evenmin kun je van een acteur die Lear speelt vragen naar regeringsvormen uit de twaalfde eeuw. Je hoeft niet achter een rol te staan als je hem speelt, anders zou je Medea ook niet kunnen spelen. Maar die communisten hadden wel gelijk met hun vraag naar de motieven van de Nederlandse Comedie om een politiek stuk te spelen. Het gezelschap wilde een hip politiek stuk maken zonder dat het daarover had nagedacht.’
Overigens waren er talloze jonge mensen, voornamelijk jonge acteurs, die zich terecht zorgen maakten over de ruimte die er in het bestel was voor experimenteel en geëngageerd toneel.
‘Ik denk dat Aktie Tomaat uiteindelijk heeft gezorgd voor meer levendigheid, voor een grotere ruimte binnen het theater voor andere disciplines en een bredere blik op kunst in het algemeen. Het experiment en de veelzijdigheid worden inmiddels in hoge mate door het ooit traditionele theaterpubliek gewaardeerd. De kunst van het theater stelt zich veel opener op naar het publiek en de wereld dan veertig jaar geleden.’ Bovendien bemerkt Vos een andere mentaliteit onder de toneelschoolstudenten aan wie hij lesgeeft. ‘Die jonge acteurs zijn gretig, ze willen graag improviseren en nieuwe dingen leren. Er is meer talent dan vroeger en studenten hebben meer speellust en technisch vermogen.’
Zelf werkt hij nu bij het Nationale Toneel aan De kersentuin. Het werk bij zo’n groot gezelschap roept soms opnieuw het gevoel op dat hij had bij de Nederlandse Comedie. Die logheid en gesteggel over geld, speelplekken en repetitieperiodes irriteren hem. ‘Ik zal altijd tegen zulke structuren blijven aanlopen. Maar dat hoort ook bij mijn karakter; dat gevecht tussen kunstenaar en instituut kan ik soms zelfs als inspirerend ervaren.’

Robbert van Heuven, 2009