'Wij zijn echt zo vervelend en egoïstisch'

‘Wij zijn echt zo vervelend en egoïstisch'

Hoe zet je een verwende en egoïstische generatie dertigers sympathiek op het toneel? Robbert van Heuven ging kijken bij de repetities van Hond om daar achter te komen.

‘Je bent gewoon wat je bent. Jij bent Appie’, zegt columnist Ruud tegen reclameman en junk Albert in de theatervoorstelling Hond. ‘Als je honger hebt stop je er wat eten in. Als je je verveelt gooi je er een pil in. Als je geil bent steek je je lul ergens in. Je hobbelt van de ene bevrediging naar de volgende.’
Een beetje vervelend zijn ze wel, de personages uit de nieuwe voorstelling van de theatergroep Opium voor het Volk. Ruud, Albert en flierefluiter en grachtengordeldealer Eef hebben zich afgezonderd op een eiland in de Middenlandse Zee, omdat Albert wil afkicken van de drugs. Zijn vrienden van weleer moeten hem daarbij helpen. Dat leidt voor alle drie tot een nogal treurig stemmend terugkijken op wat ze tot nu in het leven hebben gepresteerd. Dat blijkt, zeker op moreel vlak, nogal teleurstellend weinig.
Het onderwerp past prima in het straatje van Opium voor het Volk. De groep van schrijver Willem de Vlam en dramaturg Tom Helmer, beiden begin dertig, wil toneelvoorstellingen maken die specifiek over de dilemma’s van hun eigen generatie gaan. Maar is die generatie dan echt zo erg als in Hond wordt gesuggereerd?
‘Wij zijn als generatie deels echt zo vervelend en egoïstisch’, bevestigt De Vlam. ‘Maar dat is natuurlijk niet het hele verhaal. De personages uit Hond zijn een soort uittreksels van de denkwereld van onze generatie. Albert is verslaafd aan luxe, terwijl Ruud graag intellectueel wil debatteren, maar dan moet dat wel leuk, zoals in NRC Next. En Evert zoekt voor elk moreel dilemma een praktische oplossing.’ Voor De Vlam is zijn stuk een manier om zijn eigen generatie een schop onder de kont te geven, om na te denken over hoe ze eigenlijk in dat leven staan.
Aan de tafel van een repetitielokaal ergens op een winderig NDSM-werf denken ook acteurs Tijn Docter (Ruud), Harpert Michielsen (Evert) en Frederik Brom (Albert) en hun regisseur Vincent Rietveld, ook dertigers, dat hun generatie zich inderdaad wel erg op zichzelf heeft gericht. ‘Er is tegen ons gezegd: ontplooi jezelf, daar is de wereld voor’, merkt Docter op. ‘“Jij bent jij”, zegt zelfs de reclame en daarom neem je ook geen verantwoordelijkheid meer voor elkaar.’
Die verantwoordelijkheid is ook een onderwerp in de voorstelling. Zo repeteren Docter en Brom net de scène waarin Ruud wel degelijk de verantwoordelijkheid neemt voor Albert door hem onwennig te wassen, nadat de laatste tijdens het afkicken heeft overgegeven. Daarbij zoeken Brom en Docter, geholpen door Rietveld en Michielsen, steeds opnieuw naar nieuwe manieren om de scène te spelen. Er worden driftig aantekeningen in scripts gemaakt en Rietveld lijkt tevreden met de vorderingen. Soms mislukt een poging door verloren tekst of slappe lach (‘Kom op nou, jongens, het is zonde als je die scène kapotmaakt’, roept Michielsen). Maar langzaam ontstaat op de vloer een steeds helderder beeld van twee oude vrienden die uit elkaar zijn gegroeid. De acteurs lijken steeds meer aan hun personages te wennen en van hun toch wat egoïstische personages sympathieke twijfelaars te kunnen maken.
‘De uitdaging bij het schrijven’, zei schrijver De Vlam eerder, ‘was om mijn eigen cynisme te overwinnen. Ik vond het belangrijk dat de personages ook intelligent en grappig waren. Je moet ze als publiek wel kunnen begrijpen en met ze mee kunnen voelen.’ Of dat gelukt is, is komende maand te zien.

Robbert van Heuven, 2009