Trend: het boek wordt toneel

Trend : het boek wordt toneel

9 oktober 2007

Sandor Marai, Leo Tolstoi, Marianne Fredriksson, Arthur Japin, Louis Couperus, Marcel Proust. Het is maar een willekeurige greep uit de romanschrijvers van wie er de laatste tijd werk op de Nederlandse podia te zien is geweest. Want hoewel het met de bezoekersaantallen in de theaters niet zo best gesteld lijkt en de regering zich zorgen maakt over de voortschrijdende ‘ontlezing’, zijn theatervoorstellingen gebaseerd op literaire werken mateloos populair. Zo waren er tussen de genomineerden voor de NRC Publieksprijs maar liefst vier boekbewerkingen te vinden: Jan Raap en zijn maat, De graaf van Monte Cristo, Kentering van een huwelijk en Anna Karenina. Deze maand is deze laatste voorstelling in Amsterdam te zien. Ook te zien is Dood in Venetië, een bewerking van de roman van Thomas Mann door Henk van Ulsen.
Anna Karenina, een voorstelling naar de roman van Leo Tolstoi, wordt gespeeld door Theatergroep De Kern en gaat over het ongelukkige huwelijk van Anna en haar buitenechtelijke liefde voor graaf Vronski. ‘Het belangrijkste onderwerp is de gevangenis die Anna’s uithuwelijking is’, zegt regisseur en bewerker Jan-Jaap Jansen. ‘Anna’s man houdt nauwelijks van haar op de manier waarop zij dat wil. Daarom voelt ze dat ze op zoek moet naar de ware liefde.’
De Kern heeft ervaring met het bewerken van literaire werken voor toneel. Eerder maakten zij al Anna, Hanna en Johanna en Simon (beiden naar romans van Marianne Fredriksson). Ook deze voorstellingen werden genomineerd voor de NRC Publieksprijs. Maar waarom zijn dit soort voorstellingen toch zo populair? Volgens Jansen komt dat deels, omdat er gekozen wordt voor romans die mensen kennen en waarderen. ‘We zoeken naar een werk waarin een groot publiek geïnteresseerd is. Anna, Hanna en Johanna was voor ons een groot succes, mede omdat het op dat moment ook een literaire tophit was. Maar we moeten natuurlijk zelf ook artistiek achter een keuze staan.’
Toch is een literaire tophit op het toneel zetten niet een klusje dat je eventjes klaart. Theater is immers een totaal ander medium dan een roman. Zo kan de schrijver van een roman eindeloos in het hoofd van zijn personages duiken. Op die manier kan hij duidelijk te maken wat ze denken en waarom ze dingen doen. Op het toneel, waar de dialoog de belangrijkste vorm van communicatie is, is dat onmogelijk. ‘Er zitten dan ook weinig monologen in de voorstelling, omdat ik lange overwegingen uit het boek heb weggelaten’, zegt Jansen over de bewerking van Anna Karenina. ‘Ik heb vooral gezocht naar welke scènes het meest aanspreken in het boek. Bovendien ben ik ook acteur en regisseur. Daardoor heb ik wel een gevoel voor welke scènes lekker spelen.’ De speelbaarheid van de scènes was voor Jansen belangrijker dan het literaire aspect. Daarom probeerde hij ook de taal iets toegankelijker te maken. ‘Je wilt het publiek toch vooral een leuke avond geven.’
Een ander verschil tussen toneel en literatuur is dat de romanschrijver heel gemakkelijk van locatie naar locatie kan springen. Ook dat is op het toneel een stuk lastiger. De verschillende locaties laat Jansen zien door zes verschillende plateaus steeds anders te belichten, waardoor ze steeds voor een andere plek symbool staan. ‘Het verwondert mensen vaak hoe gemakkelijk wij eigenlijk tussen locaties kunt schakelen, zonder ingewikkeld decor. Net zoals je bij het lezen van een boek je fantasie de vrije loop kunt laten, prikkelt toneel de fantasie ook. Illusie is de kracht van theater.’
Een van de redenen voor de populariteit van boekwerkingen is toch ook dat mensen hun eigen fantasieën aan die van de theatermaker willen toetsen. Ze willen weten wat hij met hun favoriete boek heeft gedaan. ‘Ik hoor van mensen dan ook dat ze na het zien van de voorstelling het boek gaan lezen of herlezen’, zegt Jansen. ‘Blijkbaar zijn de voorstellingen dus een goede stimulans om weer eens boek te pakken.’

Robbert van Heuven, 2007